Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij begroeven hem in zijn [32]graf, dat hij voor zich gegraven had in de stad Davids, en legden hem op het bed, hetwelk hij gevuld had met specerijen, en dat van verscheidene soorten, naar apothekerskunst toebereid; en zij [33]brandden over hem een ganse grote branding. 32. Hebreeuws, graven. Vergelijk 2 Kon.22:20, en zie de aantekening. 33. Dat is, zij vereerden hem in zijn begrafenis met het branden van kostelijke en welriekende specerijen. Vergelijk onder, hfdst.21 vs.19; Jer.34:5.